Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG1191

Datum uitspraak2008-09-24
Datum gepubliceerd2008-10-22
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers263723 / HA ZA 06-1768
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beroepsaansprakelijkheid accountant voor de gevolgen van het op onjuiste wijze doen van loonbelastingaangifte: na herstructurering diende aangifte te worden gedaan op naam en nummer van de dochtervennootschap. Dit is niet gebeurd, waardoor moedervennootschap is aangeslagen. Faillissement dochter, weigering restitutie door belastingdienst.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 263723 / HA ZA 06-1768 Uitspraak: 24 september 2008 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres], gevestigd te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, eiseres, advocaat (thans) mr. J.W. Bitter, - tegen - de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde], gevestigd te Rotterdam, gedaagde, advocaat (thans) mr. P.H.Ch.M. van Swaaij. Partijen worden hierna aangeduid als "[eiseres]" respectievelijk "[gedaagde]". 1 Het verloop van het geding De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - dagvaarding d.d. 8 juni 2006 en de door [eiseres] overgelegde producties; - conclusie van antwoord, met producties; - tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 1 november 2006, waarbij een comparitie van partijen is gelast; - proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 21 februari 2007; - de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door mr. Barthel overgelegde brief d.d. 5 januari 2007, met producties, en de door mr. De Louwere overgelegde brief d.d. 20 februari 2007, met producties; - conclusie van repliek, met producties; - conclusie van dupliek. 2 De vaststaande feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast: 2.1 In 1998 heeft een herstructurering van [bedrijf]. plaatsgevonden. De structuur van de besloten vennootschap is toen gewijzigd in een holdingmaatschappij, [eiseres], met een werkmaatschappij, [transport] (hierna: "Transport"). Het personeel is bij de herstructurering ondergebracht in Transport. 2.2 [gedaagde] heeft van 1998 tot einde 2004 op basis van een opdrachtovereenkomst werkzaamheden voor [eiseres] en Transport verricht. In een door [gedaagde] opgestelde en door [eiseres] voor akkoord ondertekende brief d.d. 17 december 1998 is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld: "Opdrachtbevestiging […] Met genoegen ontvingen wij uw opdracht om als accountant van [eiseres] en [transport] de volgende werkzaamheden voor u te gaan verrichten: 1. het controleren van uw boekhouding en de door u intern opgestelde balans en winst -en verliesrekening; 2. het opstellen van uw jaarrekening; 3. het opstellen en indienen van fiscale aangiften; 4. het opstellen van de deponeringsstukken t.b.v. de Kamer van Koophandel; 5. het voeren van de loonadministratie voor uw werknemers 6. het geven van gevraagde en ongevraagde adviezen; […]" 2.3 Ten aanzien van de periode 2000-2004 zijn de aangiften loonbelasting in plaats van op naam en fiscaal nummer van Transport op naam en fiscaal nummer van [eiseres] gedaan. [gedaagde] heeft bij brief van 23 september 2004 aan de belastingdienst op naam en fiscaal nummer van [eiseres] de suppletieaangifte loonbelasting over juni 2003 ingediend. 2.4 Door de belastingdienst zijn in de periode van september 2004 tot en met december 2004 en in het eerste kwartaal van 2005 vier (naheffings-) aanslagen loonbelasting aan [eiseres] opgelegd. Het betreft de aanslagen met nummers 56.57.386.A01.3500, 56.57.386.A01.4100, 56.57.386.A01.4110 en 56.57.386.A01.4120. 2.5 [gedaagde] heeft bij brief van 22 oktober 2004 aan de belastingdienst bezwaar aange¬tekend tegen de naheffingsaanslag 56.57.386.A.01.3500 die op 28 september 2004 aan [eiseres] is opgelegd. 2.6 Op 28 december 2004 is door deze rechtbank het faillissement uitgesproken van Transport met aanstelling van [curator] tot curator. 2.7 Bij brief van 10 februari 2005 heeft [eiseres] de belastingdienst verzocht de aanslag met nummer 56.57.386.A.01.4110 ten name van [eiseres] ambtshalve tot nihil te verlagen en de aanslag op het fiscale nummer van Transport op te maken. 2.8 Op 15 maart 2005 heeft [eiseres] de volgende bedragen aan de belastingdienst betaald: in verband met aanslagnummer 56.57.386.A01.3500: € 16.141,-- in verband met aanslagnummer 56.57.386.A01.4100: € 11.223,-- in verband met aanslagnummer 56.57.386.A01.4110: € 10.839,-- in verband met aanslagnummer 56.57.386.A01.4120: € 10.501,-- Totaal: € 48.704,-- 2.9 [gedaagde] heeft bij brief van 4 juli 2005, voor zover hier van belang, het volgende aan de belastingdienst bericht: "Betreft: correctie loonadministratie [eiseres] (56.57.386) […] Hiermee maken wij bezwaar tegen de ingediende aangiften loonbelasting over de jaren 2000 tot en met 2004 van bovengenoemde cliënt. […] Voor Transport is een nieuw loonbelastingnummer verstrekt in 1999: 8075.92.043.L01. Een kopie van de toekenning hebben wij bijgevoegd. Er zijn echter geen nieuwe aangiftebiljetten uitgereikt, zodat het oude nummer (56.57.386) in gebruik is gebleven. Dit is onjuist geweest omdat het personeel na de oprichting van de nieuwe BV in loondienst trad van (de nieuwe) [transport] […] Vanaf 2000 kon dan op het nieuwe nummer 8075.92.043 aangifte gedaan worden. Dit is niet gebeurd door het ontbreken van de juiste aangiftebiljetten. […] Wij verzoeken u de ingediende aangiften loonbelasting voor de jaren 2000 tot en met 2004, die zijn ingediend onder nummer 56.57.386 (Beheer), te beschouwen als aangiften voor Transport onder nummer 8075.92.043. Wij verzoeken u dan ook de totale loonadministratie te corrigeren binnen uw administratieve systeem." 2.10 Bij brief van 22 september 2005 heeft de belastingdienst, voor zover hier van belang, het volgende aan [gedaagde] bericht: "In het loonbelastingsysteem is de nieuwe werkmaatschappij, sofinummer 8075.92.043, opgenomen m.i.v. het boekjaar 2000. Er zijn 6 kwartaalaangiften gedaan (t/m 30 juni 2001). In alle ingediende aangiften is het loon op nihil gesteld. De werkmaatschappij is daardoor weer afgevoerd uit het loonbelastingsysteem. […] U verzoekt de ingediende aangiften loonbelasting voor de jaren 2000 t/m 2004, die zijn ingediend onder nummer 56.57.386.L01, te beschouwen als ingediende aangiften loonheffing voor nummer 8075.92.043.L01. Ik ga akkoord met uw verzoek." 2.11 Bij brief van 26 september 2005 heeft [gedaagde], voor zover hier van belang, aan [eiseres] bericht: "Naar aanleiding van ons bezwaarschrift van 4 juli ontvingen we vandaag van de belastingdienst een verklaring dat de loonadministratie vanaf het boekjaar 2000 is gecorrigeerd naar de "nieuwe" werkmaatschappij. (...) U kunt eventuele door [eiseres] betaalde loonbelastingaanslagen terugvorderen. De belastingdienst zal dan nieuwe aanslagen opleggen aan [transport] (...)" 2.12 [eiseres] heeft bij brief van 10 oktober 2005, voor zover hier van belang, het volgende aan de belastingdienst bericht: "Betreft: Uw brief van 22 september jl. […] […] Wij hebben in dit verband na aanmaningen en dwangbevelen, om beslagen en eventueel faillissement te voorkomen, de volgende aanslagen betaald aan de Belastingdienst: Aanslagnr. 56.57.386.A01.3500: € 16.141 Aanslagnr. 56.57.386.A01.4100: “ 11.223 Aanslagnr. 56.57.386.A01.4110: “ 10.839 Aanslagnr. 56.57.386.A01.4120: “ 10.501 € 48.704,-- Het betreft hier loonbelasting voor personeel van [transport] Vriendelijk verzoeken wij u de aanslagen die hierboven worden genoemd te verlagen tot nihil. Tevens kunnen er dan conform het gestelde in uw brief nieuwe aanslagen worden opgelegd aan [transport] Tenslotte verzoeken wij u vriendelijk het door ons dientengevolge ten onrechte betaalde bedrag terug te storten […]." 2.13 De belastingdienst heeft bij brief van 19 oktober 2005, voor zover hier van belang, het volgende aan [eiseres] bericht: "Door de accountant is verzocht om de ingediende aangiften loonheffing onder nummer 56.57.386.L01 ([eiseres]) te beschouwen als ingediende aangiften loonheffing voor nummer 8075.92.043.L01 ([transport]). Hiermee ben ik akkoord gegaan. Het verminderen van bovengenoemde aanslagen en opnieuw opleggen onder nummer 8075.92.043.L01 is niet aan de orde." 2.14 Bij faxbrief van 25 juli 2006 heeft [curator] in het kader van de afwikkeling van het faillissement van Transport aan mr. Barthel bericht dat de boedel in verband met een door Transport aan ABN AMRO afgeloste schuld een regresvordering van € 66.057,10 op [eiseres] heeft. In die brief is mr. Barthel gesommeerd voornoemd bedrag over te maken op de boedelrekening ten name van het faillissement [transport] 2.15 De belastingdienst heeft bij brief d.d. 30 maart 2007, voor zover hier van belang, het volgende aan mr. Barthel bericht: "De brieven van 26 september 2005 en 19 oktober 2005 liggen in elkaars verlengde. […] Op grond hiervan is geen restitutie verleend en deze zal ook niet verleend worden." 3 De vordering De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 48.704,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2005 en een bedrag van € 1.788,-- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiseres] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd: [gedaagde] is primair toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenis voortvloeiende uit de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht. Subsidiair heeft [gedaagde] onzorgvuldig gehandeld. [gedaagde] heeft de herstructurering van [bedrijf]. en de fiscale afwikkeling daarvan niet voltooid als gevolg waarvan ten onrechte aangiften loonbelasting op naam en fiscaal nummer van [eiseres] zijn gedaan. Daardoor zijn aan [eiseres] voor een totaalbedrag van € 48.704,-- aan belastingaanslagen opgelegd. [eiseres] heeft voornoemd bedrag aan de belastingdienst betaald. Het hierdoor geleden financieel nadeel dient door [gedaagde] te worden vergoed. De belastingdienst is immers niet bereid het door [eiseres] betaalde bedrag te restitueren en de vordering van [eiseres] op het gefailleerde Transport – in verband met de door haar ten behoeve van Transport betaalde loonbelastingaanslagen – is niet incasseerbaar. [eiseres] is genoodzaakt geworden de zaak ter incasso uit handen te geven en maakt op grond van artikel 6:96 lid 2 BW aanspraak op vergoeding van de verschuldigde buitenge¬rechte¬lijke incassokosten ad € 1.788,-- conform het rapport Voorwerk-II. 4 Het verweer Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [eiseres] in de kosten van het geding. [gedaagde] heeft daartoe het volgende aangevoerd: 4.1 [gedaagde] is niet in verzuim en heeft niet onzorgvuldig gehandeld. Niet [gedaagde] maar [eiseres] en Transport zijn verantwoordelijk voor het feit dat in de periode 2000-2004 aangiften loonbelasting op naam en fiscaal nummer van [eiseres] zijn gedaan. De herstructurering en de fiscale afwikkeling daarvan was volledig afgerond. De benodigde aansluitnummers in verband met de nieuw opgerichte werkmaatschappij Transport waren toegekend en aan de toenmalige boekhouder waren instructies over de te volgen werkwijze gegeven. [gedaagde] verstrekte slechts de (juiste) benodigde financiële informatie voor het doen van de aangiften. [eiseres] en Transport hebben de aangiften doorgaans zelf ingevuld, ondertekend en naar de belastingdienst gestuurd. Het doen van aangifte op naam van de juiste rechtspersoon en met gebruikmaking van het juiste fiscaal nummer zijn dan ook handelingen die [eiseres], althans Transport, moet uitvoeren. Het is niet de taak van [gedaagde] om te controleren of steeds de juiste aangiftebiljetten zijn gebruikt. 4.2 Zelfs indien wordt geoordeeld dat [gedaagde] aansprakelijk is, lijdt [eiseres] geen schade meer. De curator van Transport heeft een regresvordering op [eiseres]. Deze vordering heeft [eiseres] verrekend, althans willen verrekenen, met de vordering van [eiseres] op Transport wegens de ten behoeve van Transport betaalde loonbelasting. Na deze verrekening heeft [eiseres] geen vordering meer op [gedaagde] heeft. Voor zoveel nodig dient te worden beoordeeld of de vordering van de boedel op [eiseres] in rechte toewijsbaar is. Voorts dient rekening te worden gehouden met eigen schuld aan de zijde van [eiseres]. 5 De beoordeling 5.1 In geschil is of [gedaagde] een verwijt kan worden gemaakt van het feit dat de aangiften loonbelasting abusievelijk niet op naam en fiscaal nummer van Transport zijn gedaan, maar op naam en fiscaal nummer van [eiseres], waardoor de belastingdienst aan [eiseres] (naheffings-)aanslagen heeft opgelegd en kosten in rekening heeft gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank kan [gedaagde] hiervan een verwijt worden gemaakt. De rechtbank neemt hierbij het volgende in aanmerking. 5.2 Volgens de sub 2.2 weergegeven opdrachtbevestiging behoorde het opstellen en indienen van de fiscale aangiften tot de taak van [gedaagde]. Gesteld noch gebleken is dat partijen in afwijking van de opdrachtbevestiging hebben afgesproken dat [eiseres] het opstellen en indienen van de fiscale aangiften op zich zou nemen, zodat de rechtbank voorbij gaat aan het standpunt van [gedaagde] dat [eiseres] voor het doen van aangifte verantwoordelijk was. [gedaagde] heeft zich ook feitelijk met het doen van aangifte beziggehouden. Ter comparitie heeft de heer [eiseres] verklaard dat de accountant van [gedaagde], [persoon 1], eens per maand een dag op kantoor kwam om onder meer de aangiften loonbelasting in te vullen en dat die vervolgens door hem ([eiseres]) getekend werden. [persoon1] heeft ter comparitie verklaard dat in de periode 1999-2004 door hem een aantal malen de aangifteformu¬lieren loonbelasting zijn ingevuld voordat ze door [eiseres] werden ondertekend. In het midden kan blijven of [persoon1] alle aangiften invulde. Zelfs indien hij dit niet deed, dan neemt dat niet weg dat [gedaagde] het doen van loonbelasting¬aangiften tot haar taak rekende en daarmee ook feitelijk bemoeienis heeft gehad. Dit laatste blijkt ook uit de door [gedaagde] opgestelde en op 23 september 2004 aan de belastingdienst verzonden suppletieaangifte loonbelasting over juni 2003 (zie sub 2.3 hierboven). 5.3 [gedaagde] wist van de herstructu¬rering en van de in verband daarmee noodzakelijke loonbelastingaangiften op naam en fiscaal nummer van Transport. Gelet op die wetenschap diende zij, als accountant verantwoordelijk voor het doen van fiscale aangiften, na de herstructurering bijzondere oplettendheid en zorg te betrachten ten aanzien van de rechtspersoon waarvoor en het nummer waaronder aangifte werd gedaan. 5.4 In het nakomen van die verplichting is [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten. [persoon1] heeft immers ter comparitie verklaard, dat hij ermee bekend was dat de aangiften loonbelasting op enig moment onder een ander nummer zouden moeten geschieden, maar dat hem destijds bij het invullen van de aangifte¬formulieren loonbelasting niet is opgevallen dat op die formulieren het verkeerde nummer en de verkeerde rechts¬persoon stonden vermeld. Ook de suppletie-aangifte van 23 september 2004 was door [gedaagde] abusievelijk op naam en fiscaal nummer van [eiseres] gesteld. Ook nadat aanslagen op naam en nummer van [eiseres] werden ontvangen, heeft [gedaagde] in strijd met de hiervoor genoemde (zorg)plicht verzuimd corrigerende maatregelen te nemen. Weliswaar heeft [gedaagde] bezwaar aangetekend tegen de op 28 september 2004 nog vóór het faillissement van Transport aan [eiseres] opgelegde naheffingsaanslag met nummer 56.57.386.A01.3500 (zie sub 2.5), maar dat bezwaar richtte zich enkel tegen de hoogte van de aanslag en niet tegen het feit dat die aanslag aan de verkeerde rechtspersoon was opgelegd. 5.5 Nu met het bovenstaande is komen vast te staan dat [gedaagde] jegens [eiseres] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verbintenis, is gegeven dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de eventuele schade die [eiseres] daardoor geleden heeft. De vraag is dan of en zo ja, welke schade [eiseres] hierdoor geleden heeft. Restitutie van de door [eiseres] betaalde naheffingsaanslagen loonbelasting 5.6 Vast staat dat [eiseres] de bedragen waarvoor zij is aangeslagen, vermeerderd met de door de belastingdienst in rekening gebrachte rente en kosten aan de belastingdienst heeft betaald, tot een totaal van € 48.704,--. Uit de sub 2.13 en 2.15 weergegeven brieven blijkt dat de belastingdienst niet bereid is de door [eiseres] betaalde bedragen te restitueren. [gedaagde] heeft nog aangevoerd dat dit standpunt mogelijk anders zou zijn geweest indien [eiseres] niet had verzocht om de aanslagen op nihil te stellen, maar in plaats daarvan zou hebben aangegeven dat zij onverschuldigd heeft betaald. De rechtbank verwerpt dit verweer. Nog daargelaten dat de strekking en de gronden van het verzoek van [eiseres] duidelijk waren, heeft [eiseres] in haar brief van 10 oktober 2005 de belastingdienst verzocht het door haar ten onrechte betaalde bedrag terug te storten (zie sub 2.12). Voor zover al op het standpunt van de belastingdienst iets zou zijn af te dingen, komt dit naar het oordeel van de rechtbank voor rekening en risico van [gedaagde]. Het opleggen van aanslagen aan [eiseres] is immers het gevolg van de aan [gedaagde] toe te rekenen incorrecte wijze waarop aangifte is gedaan. De restitutieweigering wordt voorts door de belastingdienst in de brief van 19 oktober 2005 rechtstreeks in verband gebracht met de wijze waarop [gedaagde] bij brief van 4 juli 2005 bezwaar heeft gemaakt. [gedaagde] zelf heeft bij brief van 26 september 2005 aan [eiseres] voorgehouden dat zij de betaalde loonbelasting kon terugvorderen. Onder deze omstandigheden kan [gedaagde] het standpunt van de belastingdienst, dat restitutie niet aan de orde is, niet aan [eiseres] tegenwerpen. Verrekening 5.7 [gedaagde] stelt dat [eiseres] geen schade lijdt nu hetgeen [eiseres] ten onrechte voor Transport aan loonbelasting heeft voldaan, is of kan worden verrekend met een tegenvordering van de boedel van Transport. Volgens [eiseres] staat niet in rechte vast dat, en hoeveel, de boedel van Transport van [eiseres] te vorderen heeft, en is van verrekening op dit moment geen sprake. [gedaagde] voert aan dat niets aan een beroep op verrekening in de weg staat, en stelt voor om - indien [gedaagde] jegens [eiseres] aansprakelijk is - een deskundige te benoemen om te toetsen of de vordering van de boedel op [eiseres] in rechte toewijsbaar is. De rechtbank verwerpt het verweer van [gedaagde]. Uit de door partijen overgelegde correspondentie met de curator van Transport blijkt dat van verrekening thans nog geen sprake is. Zolang niet is verrekend, blijft schade bestaan aan de zijde van [eiseres], en is de vraag of [eiseres] een verrekenbare vordering op een derde heeft irrelevant. Eigen schuld 5.8 [gedaagde] beroept zich op eigen schuld aan de zijde van [eiseres]. 5.8.1 Volgens [gedaagde] was bij [eiseres] een boekhouder werkzaam die doorgaans de aangiften verzorgde. Hij heeft niet goed opgelet aangezien hij niet gemerkt heeft dat de verkeerde aangifteformu¬lieren werden gebruikt, terwijl dit wel van hem had mogen worden verwacht, aldus [gedaagde]. Gelet op het feit dat de foutieve aangiftewijze kennelijk is ontstaan onder supervisie van [gedaagde], althans in ieder geval niet door [gedaagde] is opgemerkt en gecorrigeerd, terwijl [gedaagde] daarvoor wel de contractuele verantwoordelijkheid droeg (zie sub 5.1 en 5.2), kan [gedaagde] niet aan [eiseres] tegenwerpen dat diens boekhouder onvoldoende onoplettend is geweest. Derhalve verwerpt de rechtbank het hier bedoelde beroep op eigen schuld van [eiseres]. 5.8.2 Voorts voert [gedaagde] aan dat enige controle voorafgaand aan het faillissement van Transport niet door haar heeft kunnen plaatsvinden doordat ondanks een eerdere bespreking over de financiële positie van Transport waarbij zij betrokken was, buiten haar medeweten het faillissement is aangevraagd. Indien een controle vooraf had plaatsgevonden, aldus [gedaagde], was de kans aanzienlijk geweest dat zou zijn opgevallen dat de verkeerde formulieren waren gebruikt. Dit verweer wordt als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd. Nu [gedaagde] nog kort voor faillissementsdatum de onjuistheden in aangiften en aanslagen over het hoofd had gezien, zoals blijkt uit de suppletieaangifte d.d. 23 september 2004 en het bezwaarschrift d.d. 22 oktober 2004, lag het op de weg van [gedaagde] om gemotiveerd aan te geven dat, en waarom, zij bij een controle vooruitlopend op het faillissement meer zou hebben geconstateerd en anders zou hebben gehandeld dan zij kort daarvoor had gedaan. [gedaagde] heeft dit echter nagelaten. 5.9 Uit het vorenoverwogene volgt dat het door [eiseres] gevorderde bedrag van € 48.704,-- toewijsbaar is. [eiseres] vordert rente vanaf 9 februari 2005, volgens haar de datum waarop zij [gedaagde] aansprakelijk heeft gesteld voor de schade. Gelet op het feit dat het bedrag van € 48.704,-- op 15 maart 2005 aan de belastingdienst is betaald en in dit bedrag, gelet op de in het geding gebrachte stukken van de belastingdienst, kosten en rente tot en met 15 maart 2005 zijn begrepen, acht de rechtbank de wettelijke rente vanaf 16 maart 2005 toewijsbaar. 5.10 Gelet op de uitgangspunten van het Rapport Voorwerk dient [eiseres] gemotiveerd te stellen en zonodig te onderbouwen waaruit de door haar gevorderde buitengerechtelijke incassokosten bestaan. Dat heeft [eiseres] evenwel nagelaten. [eiseres] heeft, tegenover de betwisting door [gedaagde], niet gemotiveerd gesteld waaruit de door haar gemaakte kosten bestaan. Onder deze omstandigheden heeft [eiseres] niet aan haar op dit punt bestaande stelplicht voldaan, zodat dit onderdeel van haar vordering zal worden afgewezen. 5.11 [gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. 6 De beslissing De rechtbank, veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen het bedrag van € 48.704,-- (zegge: achtenveertigduizend zevenhonderdvier euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW daarover vanaf 16 maart 2005 tot aan de dag der voldoening; veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] bepaald op € 1.110,-- aan vast recht, op € 71,32 aan overige verschotten en op € 2.682,-- aan salaris voor de procureur; verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan. Uitgesproken in het openbaar. 1990/1885